Neuspoliepen zijn goedaardige zwellingen van het neusslijmvlies, die meestal ontstaan vanuit de zeefbeenholte (zie neusbijholtenontsteking). De zeefbeenholte zit tussen neus en ogen. De poliepen zakken als een soort 'slijmvlieszakjes' vanuit de zeefbeenholte in de neus waardoor de neus op den duur verstopt kan raken.
De oorzaak voor het ontstaan van neuspoliepen is nog onbekend maar er zijn factoren die de kans op op het ontstaan van neuspoliepen groter maken:
Neuspoliepen ontstaan bijna altijd beiderzijds en kunnen op alle leeftijden voorkomen, zelfs op de kinderleeftijd. Eenzijdige neuspoliepen verdienen altijd extra onderzoek: het kan een uiting zijn van een eenzijdige kaakholte-ontsteking ten gevolge van bijvoorbeeld problemen met het bovengebit. Indien neuspoliepen ontstaan voor de puberteit, kan er sprake zijn van cystische fibrose. Dit wordt ook wel de taaislijmziekte genoemd, een erfeljke ziekte waarbij de slijmproducerende klieren van onder andere de luchtwegen betrokken zijn, waardoor de neus, neusbijholten en de longen chronisch ontstoken zijn.
De belangrijkste klachten zijn neusverstopping, regelmatig optredend verkouden gevoel en een verminderde reuk en smaak. Minder vaak bestaan er klachten van hoofdpijn met een vol gevoel in het hoofd. In liggende houding verergeren meestal de klachten van neusverstopping. Verder blijkt dat een aandoening van de bovenste luchtwegen (neus en bijholten) veelal een nadelig effect heeft op het functioneren van de onderste luchtwegen (longen). Recent onderzoek heeft aangetoond dat dit ook tegenovergesteld geldt; mensen die een verergering van hun astma bemerken, hebben ook meer klachten van de neusbijholten.
Wanneer u onze polikliniek bezoekt met bovengenoemde klachten zal eerst een algemeen onderzoek worden uitgevoerd, waarbij onder andere in de neus gekeken wordt. Vaak zijn de neuspoliepen op deze manier al zichtbaar. Soms zijn de neuspoliepen klein, verstopt en diep in de neus gelegen, zodat ze niet direct waarneembaar zijn. Deze poliepen kunnen zichtbaar worden gemaakt door het uitvoeren van een neusendoscopie. Dit is een kortdurend, poliklinisch onderzoek waarbij (met of zonder plaatselijke verdoving) met een dun kijkertje hoger en dieper in de neus kan worden gekeken. Soms worden ook röntgenfoto's van de neusbijholten gemaakt, bijvoorbeeld een sinusfoto of CT-scan.
Er zijn verschillende behandelingen. De keuze tussen de diverse vormen van behandeling is afhankelijk van de klachten en ook van de uitgebreidheid van de neuspoliepen. De behandeling bestaat uit:
1. Medicijnen
Behandeling met een corticosteroïd-bevattende neusnevel of -druppels kan een duidelijke verkleining van de poliepen en een vermindering van de klachten geven. Het is in principe geen bezwaar deze medicijnen jarenlang te gebruiken. Men kan er echter niet van uitgaan dat hiermee in alle gevallen de neuspoliepen verdwijnen. Corticosteroiden kunnen ook in tabletvorm worden toegediend en geven vaak een opmerkelijke verbetering van de klachten. Deze toedieningsvorm van corticosteroïden mag vanwege de bijwerkingen slechts kortdurend zijn.
Sommigen reageren onvoldoende op medicijnen of operatie. Voor hen is er eventueel een vrij recent en duur medicijn beschikbaar. Dit medicijn is een vorm van immunotherapie. Of iemand dit medicijn kan krijgen hangt af van de klachten en verder onderzoek.
2. Operatie
Een tweetal operaties wordt regelmatig verricht bij patiënten met neuspoliepen:
Bij sommige patiënten blijken neuspoliepen, ondanks behandeling met medicijnen en operatieve verwijdering, weer terug te komen. Dit is na poliepextractie vaker het geval dan na een endoscopische neusbijholtenoperatie. Meestal wordt na de operatie langdurig een corticosteroidbevattende neusspray gegeven, waardoor neuspoliepen minder snel terugkomen. Ook is het in verband hiermee noodzakelijk een eventueel aanwezige allergie en ontsteking te behandelen.
Behandeling van de aandoening van de bovenste luchtwegen heeft vaak een gunstig effect op het functioneren van de onderste luchtwegen.
Er bestaan kwaadaardige neuspoliepen, maar deze komen zeer zelden voor. Wanneer een poliep een niet geheel normaal uiterlijk heeft en/of maar éénzijdig voorkomt, is het altijd noodzakelijk om de poliep geheel of gedeeltelijk te verwijderen, zodat door de patholoog-anatoom (weefseldeskundige) weefselonderzoek kan worden gedaan. Zodoende kan met zekerheid worden vastgesteld of er sprake is van gewone neuspoliepen of van kwaadaardige neuspoliepen.